Parelhoenchampignon

Voor iemand die zich afvraagt hoe de parelhoenchampignon (Agaricus moelleri) aan zijn naam komt, is het antwoord eenvoudig: de hoed van deze paddenstoel lijkt op het gestippelde verenkleed van de parelhoenders (Numididae).
[Image: Luridiformis]

De parelhoenchampignon komt voor op humusrijke grond in duinstruweel en in loofbossen op humusrijke en voedsel- en kalkrijke grond. De soort gedijt ook goed in rijke alkalische bossen of parken. Vruchtlichamen zijn te vinden in de zomer tot de herfst. Nemen we een kijkje op de kaart dan ontdekken we dat de parelhoenchampignon vooral langs de Noordzeekusten voorkomt met een meest noordelijke verschijning op Texel.

De hoed heeft een diameter van maximaal twaalf centimeter. De vorm is halfbolvormig tot uitgespreid. Het oppervlak is voorzien van grijsbruine schubjes op een wittige ondergrond. Bij kneuzing verkleurt de hoed naar vaalgeel. De lamellen zijn roze tot zwartbruin. De steel heeft een lengte die zo'n beetje gelijk is aan de diameter van de hoed. De doorsnede van die vaalwitte steel is niet meer dan 1.5 centimeter. De steelbasis is knolvormig verdikt. De steel heeft een hangende ring en verkleurt heel gemakkelijk als hij wordt gekneusd. Deze kleur verandert dan in de loop van de tijd in bruin. Het steelvlees kleurt bij kneuzing slechts zwak geel en valt meer op aan de basis.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Agaricus, is tot ons gekomen via het Latijn en daarna uit het Oudgrieks, waar agarikón (ἀγαρικόν) verwees naar Agaria, een land dat behoorde tot Sarmatia, dat ten tijde van het Romeinse Rijk een uitgebreid gebied bestreek van Roemenië tot ver in Zuid-Rusland. Zeg maar die van de Sovjet-Unie afgescheiden delen die al die nieuwe landen zijn geworden. Bossen zat daar, waar vele soorten van dit geslacht veelvuldig konden worden aangetroffen. Het tweede deel, moelleri, eert de Duitse paddenstoelenkenner Alfred Möller (1860-1921). Hij verrichtte baanbrekend onderzoek in Brazilië aan de rol van mieren bij de verspreiding en groei van schimmels.

Het vruchtvlees van de parelhoenchampignon is wit en verandert niet van kleur bij het snijden. De smaak is sterk en de geur onaangenaam. Sommige schrijvers van standaardwerken over paddenstoelen merken op dat het ruikt naar de ouderwetse ziekenhuisgeur (de desinfectans carbol), ouderwetse vulpeninkt, oud zweet of beschimmeld stro.

Deze paddenstoel is giftig door enkele fenolverbindingen en kan bij inname bij sommige mensen extreme maag- en darmproblemen, extreme krampen en koortsige symptomen veroorzaken. Anderen lijken de parelhoenchampignon probleemloos te kunnen consumeren. Wie tot welke categorie behoort weet je pas na het opeten.

Geen opmerkingen: