Stekelkopamaniet

De stekelkopamaniet (Amanita echinocephala) is een grote paddenstoel met een karakteristieke stekelige of wrattige hoed. De soort leeft op kalkrijke bodems met veelal beukenbomen. Ze zijn ivoorwit van kleur met vaak een ietwat zilveren gloed en vallen dus goed op tussen de gevallen beukenbladeren. De stekelkopamaniet komt vaak alleen of in kleine groepen voor. Hij is zeer tolerant voor droogte. In Nederland is de stekelkopmamaniet vrij zeldzaam, maar lijkt de laatste jaren toch iets in aantal toe te nemen.
De hoed van de stekelkopamaniet kan tot 15 centimeter in diameter zijn. Hij is bedekt met verhoogde piramidale (puntige) wratten, die minder goed gedefinieerd worden en minder frequent voorkomen richting de rand. Dit zijn overblijfselen van de universele sluier die de paddenstoel in zijn vroegste stadium bedekt heeft. De witte tot ivoorkleurige steel is 8 tot 16 centimeter hoog met verschillende ringen van omhoog gekeerde schubben in de richting van de bolvormige basis. Hij is vrij diep geworteld, vaak lateraal onder het oppervlak. De ring is dun en fragiel en kleeft vaak aan de steel. De plaatjes (lamellen) zijn crèmekleurig, maar hebben soms een lichte groene tint.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Amanita, is afkomstig van het Oudgriekse woord amanítēs (ἀμανίτης). Het is een meervoudsvorm en betekent ‘(een soort) paddenstoelen’. Het tweede deel, echinocephala, is een combinatie woord uit het Oudgrieks, waar ekhînos (ἐχῖνος) zowel zeeëgel als egel betekende. Dat is gekoppeld aan kephalḗ (κεφᾰλή), wat 'hoofd' of 'kop' betekende. Samen is dat dus een 'hoed als een egel'.

Het vlees van de stekelkopamaniet is wit en heeft een vage, onaangename geur. Door sommige onverstandige mensen wordt gemeld dat deze soort eetbaar is. Op die mening is nogal wat af te dingen. In de eerste plaats is de soort zeldzaam en beschermd. In de tweede plaats vertoont de stekelkopamaniet nogal wat overeenkomsten met andere supergiftige amanieten. Er zijn overigens ook meldingen dat het eten van de stekelkopamaniet behoorlijk schadelijk is voor je nieren[1].
Een andere, onverwachte eigenschap van de stekelkopamaniet is dat het een hyperaccumulator is van zilver[2]. Deze paddenstoel neemt dus veel (tot 1253 mg/kg-1) zilver (Ag) op uit de bodem. Het innemen van veel zilver is geen goed idee[3].

[1] Kirchmair et al: Amanita poisonings resulting in acute, reversible renal failure: new cases, new toxic Amanita mushrooms in Nephrology Dialysis Transplantation – 2011
[2] Borovička: Hyperaccumulation of silver by Amanita strobiliformis and related species of the section Lepidella in Mycological Research - 2007
[3] Padhye et al: Silver contamination and its toxicity and risk management in terrestrial and aquatic ecosystems in Science of The Total Environment - 2023

Roetschorsschimmel

Roetschorsziekte heeft in Engelstalige landen dezelfde benaming, namelijk Sooty Bark Disease, al kom je daar ook nog wel de verouderde term Wood Pulp Worker's Disease tegen. Het is een besmetting met een schimmel (Cryptostroma corticale) die in Noord-Amerika esdoornsoorten aanvalt. Daaronder de in ons land ook inheemse gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus). Zijn er geen esdoors in de buurt? Geen probleem voor de roetschorsziekte, want die valt dan maar de paardekastanje (Aesculus hippocastanum) aan[1].
De roetschorsschimmel lijkt endemisch te zijn in het gebied van de Grote Meren tussen Canada en de Verenigde Staten, waar het in 1889 voor het eerst werd beschreven. De schimmel heeft zich intussen naar andere Canadese provincies verspreid. De boosdoener werd in 1968 aan de westkust van de Verenigde Staten ontdekt, maar werd pas rond 2020 een echt vervelend ziektebeeld. In Europa werd de roetschorsziekte voor het eerst in 1945 waargenomen, misschien in de Tweede Wereldoorlog meegevoerd door Amerikaans militair materieel. Geen wonder dat Frankrijk op het vasteland van Europa het eerste land was waar de roetschorsziekte zich manifesteerde. In Nederland is de ziekte voor het eerst in 2014 geconstateerd.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Cryptostroma, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks, waar kruptós (κρυπτός) 'verborgen' betekent en strôma (στρῶμα) 'bed'. Samengevat moet je denken aan de zachte, verborgen sporen. Het tweede deel, corticale, is van Latijnse herkomst: cortex is 'bast'.

Ik hoor het je al denken: klimaatverandering zal wel de oorzaak zijn. Deze keer lijk je gelijk te hebben, want een boom moet afwisselende stressoren hebben ondergaan om zodanig te verzwakken dat deze vatbaar wordt voor de schimmel. Denk aan te droog, te veel neerslag, te heet, te sterk zonlicht of (daardoor) onvoordelige bodemomstandigheden. Door diezelfde omstandigheden verspreidt de schimmel zich ook eenvoudiger en sneller. En veroorzaakt daardoor ook in toenemende mate veel meer schade aan bossen. Boseigenaren en wetenschappers hebben nog geen idee wat ze hiertegen moeten doen. Lees hier het praktijkadvies.

De sporen van deze schimmel groeien uitbundig onder de bast van (nog) levende exemplaren en dat van opgeslagen gekapte bomen en takken. De schimmel leidt tot ziekte en uiteindelijk afsterven van de boom, vaak binnen een jaar.
Maar de schimmel is niet alleen schadelijk voor de esdoorn; ook voor de mens is de roetschorsziekte slecht nieuws. De sporen veroorzaken een allergische reactie in de longen. Aan die slopende pneumonitis (ontsteking van de longen) bij mensen is ook nauwelijks een behandeling mogelijk. Daarom wordt aanbevolen om mensen, die in de bossen moeten werken waar het ziektebeeld voorkomt, een mondkapje te laten dragen.

Dus, hardcore antivaxxer, als je iemand in het bos ziet lopen met een mondkapje om, beschimp hem of haar dan niet. Het zou verstandiger zijn om zelf ook tijdelijk een mondkapje te dragen om een potentieel dodelijke longontsteking te voorkomen.

[1] Brenken et al: First report of Cryptostroma corticale in Aesculus hippocastanum causing soory bark disease in Germany in Journal of Plant Diseases and Protection – 2024. Zie hier.

Blauwe schimmel

De blauwe schimmel (Penicillium roqueforti) wordt ingezet bij de productie van een hele reeks beroemde blauwschimmelkazen, waaronder diens naamgever Roquefort. Ook Danish Bleu en Gorgonzola worden op smaak (en kleur) gebracht met deze kenmerkende schimmelsoort. Losgelaten in de vrije natuur staat deze blauwe schimmel bekend als een van de meest voorkomende bederfvormen van kuilvoer. Het is ook een van de vele oorzaken van beschimmeld brood.
De blauwe schimmel is een broertje van de schimmel (Penicillium chrysogenum) die aangewend wordt voor de productie van het antibioticum penicilline. Andere familieleden zijn onmisbaar voor het maken van kazen als Brie en Camembert (Penicillium camemberti en Penicillium candidum). Aan de andere kant heeft Penicillium digitatum het gemunt op citrusvruchten, terwijl Penicillium expansum een pathogeen is van appels en ander fruit. De familie is in staat het potentieel dodelijke patuline te produceren.

Terug naar de blauwe schimmel. Dit is een zogenaamde penseelschimmel. Het thallus bestaat uit flinterdunne schimmeldraden, het mycelium. Thallus is afkomstig uit het Oudgrieks, waar thallos (θαλλος) 'tak met bladeren' heeft betekend. Deze schimmel heeft gewoonlijk een doorsnede van 40 millimeter en de kleur kan variëren van olijfgroen tot diep groen-blauw, al hangt die kleur af van de ondergrond.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Penicillium, is geleend uit het Latijn, waar pēnicillum 'penseel' betekende. Het tweede deel, roqueforti, betekent '(uit) Roquefort, een Zuid-Franse plaats. Nu zijn er nogal wat plaatsen die zich tooien met diezelfde naam en daarom heeft de juiste plaats zich maar Roquefort-sur-Soulzon genoemd. In de omgeving bevinden zich zeven kaasmakerijen. Roquefort zelf betekent natuurlijk 'harde rots'.
Er bestaat behoorlijk wat wetenschappelijk bewijs dat deze blauwe schimmel in staat is om onder de juiste omstandigheden zeer schadelijke secundaire metabolieten (alkaloïden en andere mycotoxinen) aan te maken. Aristolochene is een verbinding die door deze blauwe schimmel wordt aangemaakt en is waarschijnlijk een voorloper van de gifstof die bekend staat als PR-toxine, die in grote hoeveelheden aangemaakt kan worden door deze schimmel. PR-toxine is betrokken bij incidenten van mycotoxicose als gevolg van het eten van besmette granen[1]. PR-toxine is echter niet stabiel in kaas en wordt afgebroken tot het minder giftige PR-imine.

Andere secundaire metabolieten van de blauwe schimmel, aangeduid als andrastine A tot D, worden aangetroffen in blauwschimmelkaas. Deze andrastinen remmen eiwitten die betrokken zijn bij de uitstroom van antikankergeneesmiddelen uit multiresistente kankercellen[2].

De schimmel produceert ook nog eens de neurotoxine roquefortine C[3]. De niveaus van roquefortine C in blauwschimmelkaas zijn echter meestal te laag om toxische effecten te veroorzaken. Let wel: meestal te laag.

[1] Chen et al: Acute toxicity of PR toxin, a mycotoxin from Penicillium roqueforti in Toxicon – 1982.
[2] Nielsen et al: Andrastins A−D, Penicillium roqueforti Metabolites Consistently Produced in Blue-Mold-Ripened Cheese in Agricultural Food Chemistry – 2005.
[3] Finoli et al: Roquefortine C Occurrence in Blue Cheese in Journal of Food Protection – 2001.

Zwarte schimmel

Paddenstoelen, schimmels of zwammen. Het zijn allemaal organismen die fungi zijn. Dus iedere schimmel, hoe klein ook, is eigenlijk een paddenstoel.
Zwarte schimmel (Stachybotrys chartarum) is een groenzwarte tot zwarte schimmel. Deze soort voedt zich met cellulose, het bouwmateriaal van de natuur. Cellulose is een meervoudige suiker en is een hoofdbestanddeel van de celwanden van planten. Nu worden er nogal wat bouwmaterialen van plantaardige herkomst gebruikt bij de bouw en inrichting van ons huis. Denk aan behang, parketvloeren, keukenkastjes of gipskartonplaten. Met wat vocht of damp ontstaan perfecte omstandigheden voor de zwarte schimmel.

De zwarte schimmel is een langzaam groeiende microfungus die sporen (conidiën) aanmaakt op diens slijmerige olijfgroene conidiofoor die zo'n 180 µm lang is. Deze zit aan het uiteinde van een gespecialiseerde schimmeldraad. De sporen worden alleen verspreid als de schimmel ietwat opdroogt en vervolgens beroerd wordt door wind, mens of dier.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Stachybotrys, is een combinatiewoord uit het Oud-Grieks, waar stáchys (στάχυς) 'oor van graan' of 'korenaar' betekende, gekoppeld aan botrus (βότρυς) 'druiventros'. Het beschrijft de vorm van deze schimmelfamilie. Het tweede deel, chartarus, is afkomstig uit het Latijn, waar charta 'papier' betekende.

Nu is het natuurlijk nooit een prettig gezicht als je in je huis een zwarte schimmel aantreft, maar de vraag is natuurlijk: is het alleen onprettig of is de aanwezigheid zelfs gevaarlijk voor je gezondheid?

Er bestaan twee vormen, fysiotypes genaamd, van deze schimmel. De eerste, chemotype A produceert trichothecene mycotoxinen, waaronder satratoxine H. De tweede, chemotype S, produceert de atranonen A tot G[1]. Alle deze stofjes zijn giftig voor mens en dier.

Bij trichothecene mycotoxinen moet je rekening houden met ernstige jeuk en roodheid van de huid, zweren, vervellen van de huid, vervorming van zintuigelijke waarneming, verlies van het vermogen om spierbewegingen te coördineren, misselijkheid, braken en diarree, neus- en keelpijn, afscheiding uit de neus, hoesten, moeite met ademhalen, piepende ademhaling, pijn op de borst en bloed opspugen tijdelijke bloedingsstoornissen en een verhoogde lichaamstemperatuur.

De atranonen veroorzaken necrose en oedeem van de lippen, tong en mondslijmvliezen. Later volgt diarree, leukopenie (een tekort aan witte bloedcellen), trombocytopenie (een tekort aan bloedplaatjes) en coagulopathie ongecontroleerde bloedingen in het lichaam), wat kan resulteren in systemische bloeding, bloedvergiftiging en overlijden.

In India traden er in 2021 wel 12.000 infecties met zwarte schimmel op. Meer dan 300 mensen overleden aan deze infectie. De oorzaak bleek het ongebreideld gebruik van steroïden om een corona-infectie te bestrijden. Dat lukte in veel gevallen, maar door die steroïden kon het afweersysteem van de ex-patiënten zich niet meer verweren tegen de toxines van de zwarte schimmel in de vaak extreem vieze Indiase ziekenhuizen[2].

[1] Hinkley et al: Atranones A–G, from the toxigenic mold Stachybotrys chartarum in Phytochemistry – 2000. Zie hier.
[2] Boretti: Steroids Induced Black Fungus Infection in India During the May 2021 COVID-19 Outbreak in Indian Journal of Otolaryngology and Head & Neck Surgery – 2022. Zie hier.

Blauwwordend kaalkopje

Niet voor niets staat het blauwwordend kaalkopje (Psilocybe cyanescens) in Engelstalige landen ook bekend als de potent Psilocybe, al wordt daar ook wel de minder aansprekende aanduiding wavy cap ('gegolfde hoed') gebruikt.
Het blauwwordend kaalkopje heeft een ietwat verwarrend verspreidingsgebied: Noord-Amerika, West-Europa, Centraal-Europa, Nieuw-Zeeland en delen van het Midden-Oosten. In Nederland is hij (nog) een redelijk zeldzame verschijning.

Blauwwordende kaalkopjes zijn paddenstoelen die leven van de afbraak van dood plantaardig materiaal en een sterke voorkeur hebben voor houtsnippers en houtstrooisel, maar blijkbaar niet voor versnipperde boomschors. Tuinliefhebbers strooien vaak houtsnippers (mulch) rond hun plantjes om onkruid tegen te gaan. Daar houden Blauwwordende kaalkopjes van en het is zelfs de vermoedelijke oorzaak van het feit dat deze soort zich over de hele wereld aan het verspreiden is. Ook naar gebieden waar de paddenstoel eerder nooit voorkwam.

Ze kunnen verschijnen op door de mens verstoorde (ruderale) plaatsen, langs paden en in greppels, niet alleen in bossen, maar ook in parken of tuinen, en op begraafplaatsen. Blauwwordende kaalkopjes kunnen aanwezig zijn in zeer grote aantallen. In Engeland zijn ooit meer dan 100,000 exemplaren aangetroffen op een enkele plaats.

Deze soort heeft een hoed die tot zeven centimeter in diameter kan zijn. De kleur varieert van karamelkleurig tot kastanjebruin als hij vochtig is, maar die kleur vervaagt tijdens het opdrogen naar flets lichtbruin tot licht geel als ze volledig gedroogd zijn. De vorm van de hoed is inderdaad gegolfd. De witte steel kan tot acht centimeter lang worden.

De meeste delen van de paddenstoel, inclusief de hoed en lamellen kunnen blauw verkleuren bij aanraking, waarschijnlijk als gevolg van de oxidatie van de aanwezige fenolbestanddelen.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Psilocybe, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks: psīlós (ψῑλός) is ‘kaal’ en kúbē (κύβη) is ‘hoofd’. Letterlijk betekenen deze twee woorden samen dus ‘kale kop’ en dat beschrijft de algemene vorm van de hoed van het geslacht kaalkopjes. Het tweede deel, cyanescens, is ookal afkomstig uit het Oudgrieks, waar kúanos (κύανος) 'blauw' betekende.
Zo, en nu komen we bij het belangrijkste onderdeel voor psychonauten. Niet voor niets wordt deze paddo ook de 'potente Psylocibe' genoemd, want deze soort bevat verschillende indole alkaloïden, waaronder psilocybine, psilocine en baeocystine. De Europese versie van het blauwwordend kaalkopje bevat tussen de tussen 0.39% en 0.75% aan totaal indoolgehalte, uitgedrukt in droog gewicht. Die verschillen hangen af van de groei- en droogomstandigheden en van het formaat van de paddestoel.

Overigens is wat gebruikers een 'trip' noemen is chemisch en biologisch niet meer dan een tijdelijke vergiftiging van je hersenen. Wees dus voorzichtig, want je kunt je hersenen maar één keer vernielen.

Moederkoren, Bakkersgist en Dementie

Moederkoren ontstaat in (vooral) graanproducten als deze in warme vochtige omstandigheden opgroeit of opgeslagen worden. Het produceert alkaloïden om zichzelf te beschermen en dat is goed gelukt, want er zitten potentieel dodelijke versies tussen. Ergotamine kan bij mensen leiden tot darmkrampen en doorbloedingsproblemen, waardoor vingers en tenen afsterven. Verder kunnen langdurige hallucinaties optreden.
Ergotamine heeft dus een vaatvernauwende werking en de wetenschap heeft ontdekt dat het ingezet kan worden als middel om aanvallen van migraine te verkorten. De bijwerkingen zijn echter nogal verontrustend en het middel moet met de nodige voorzichtigheid door artsen worden voorgeschreven.

D-lyserginezuur, ook een van de alkaloïden van moederkoren, wordt ingezet voor de behandeling van dementie en de Ziekte van Alzheimer.

Maar er zijn wereldwijd nogal wat mensen die leiden aan die twee neurodegeneratieve aandoeningen, waardoor de productie van D-lyserginezuur behoorlijk tekortschiet. Een oplossing voor dat probleem lijkt echter in zicht, want wetenschappers zijn er in geslaagd om gewoon bakkersgist zodanig aan te passen dat het D-lyserginezuur kan aanmaken[1].

Het gebruik van gist is natuurlijk al duizenden jaren bekend en levert niet alleen gerezen brood op, maar produceert ook de alcohol en smaak in bier en wijn. Je kunt gist ook leren om een product zoet, zuur, zout, pittig, bitter of hartig te maken.

De onderzoekers hebben nu een bioreactor (lees: vat) met een inhoud van een liter gemaakt waarin bakkersgist in een suikeroplossing bijna twee milligram D-lyserginezuur aanmaakt. Niet veel, maar het is een begin. Op een industriële schaal kunnen er tonnen D-lyserginezuur gemaakt worden en dat is goed nieuws voor patiënten die leiden aan dementie of de Ziekte van Alzheimer.

[1] Wong et al: Reconstituting the complete biosynthesis of D-lysergic acid in yeast in Nature Communications – 2022. Zie hier.

Koningsmantelvlamhoed

In Nederland komen in ieder geval al een aantal soorten vlamhoeden voor en het was dus een verrassing dat in 2018 op Landgoed Staverden, gelegen tussen de Gelderse plaatsen Ermelo en Elspeet, een voor Nederland geheel nieuwe soort werd gevonden. Tjerk Busstra ontwaarde daar een grote groep opvallende paddenstoelen op enkele bulten met houtsnippers. Deze werden gedetermineerd als Gymnopilus dilepis en die later de prozaïsche naam koningsmantelvlamhoed kreeg.
[Image: Bob (ericos_bob) - Koningsmantelvlamhoed]

Het lijkt erop dat de koningsmantelvlamhoed een hele reis achter de (spreekwoordelijke) rug heeft, want hij is inheems op Sri Lanka, het vroegere Ceylon. In zijn thuisland komt de soort voor op stronken en stammen van kokos- en oliepalmen. Intussen heeft de koningsmantelvlamhoed een bijna kosmopolitische verspreiding en groeit op die delen van de globe waar wat aangenamere temperaturen heersen.

In Noordwest-Europa is de gemiddelde temperatuur minder tropisch en moet deze soort genoegen nemen met broeiende houtsnipperhopen, waarop deze vaak in grote groepen voorkomt. Meestal zijn die snippers van naaldbomen, vooral van den, maar de soort is ook gemeld van houtsnippers van diverse soorten loofbomen. Blijkbaar geven de broeiende snipperhopen een voldoende warm microklimaat voor deze warmteminnende koningsmantelvlamhoed. Behalve op snipperhopen wordt de soort ook aangetroffen in (verwarmde) kassen en tropische zwembaden.

De koningsmantelvlamhoed heeft in zijn jeugd een opvallende purperen geschubde hoed die tot een maximale diameter van zo'n acht centimeter kan uitgroeien. De soort heeft een stevige steel met dezelfde tint als de hoed. Hoog op de steel zit een ring die snel verdwijnt.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Gymnopilus, is een woord dat bestaat uit het Oudgriekse gumnós (γυμνός) 'naakt' en het Latijnse pilleus 'een vilten hoed'. Het tweede deel, dilepis, is een comnatiewoord uit het Oudgrieks, waar dúo (δύο) 'twee' betekende en lepís (λεπίς) 'schaal' of 'opperhuid'. Het verklaart de geschubde hoed.

De meeste vlamhoeden bevatten stofjes met de bijkans onuitspreekbare chemische namen bis-noryangonin [4-hydroxy-6-(4-hydrostyryl)-2-pyrone] en hispidine [4-hydroxy-6-(3,4-dihydroxystyryl)-2-pyrone]. Dat zegt je waarschijnlijk niets maar ze zijn verwant aan de alpha-pyronen die in kava kava (Piper methysticum) verstopt zitten. Wel bekend is dat deze soort ook psilocybine bevat, een toxine die tot hallucinaties, ataxie (ongecoördineerd en onsamenhangend verloop van bewegingen) en hyperactief gedrag leidt.

De koningsmantelvlamhoed kan verward worden met de algemeen voorkomende koningsmantel (Tricholomopsis rutilans) en met enkele andere vlamhoeden die eveneens een purper gekleurde hoed hebben. Van de koningsmantel is de koningsmantelvlamhoed eenvoudig te onderscheiden, doordat de eerste vrijwel nooit op houtsnippers groeit en geen ring aan de steel heeft. Bovendien heeft de koningsmantel witte sporen, terwijl koningsmantelvlamhoed bruine sporen heeft.