Zinksatijnzwam

De zinksatijnzwam (Entoloma calaminare) wordt als zeer zeldzaam bestempeld en dat is geen wonder, want hij wordt tot de zinkflora gerekend. Dat betekent dat deze paddenstoel zinkminnend is en zijn domein wordt voortdurend ingeperkt door milieumaatregelen. Zinkafval is nogal onvriendelijk voor het milieu en wordt daarom steeds meer opgeruimd.
[Image: Zinksatijnzwam - Foto: Arno van Stipdonk]

De zinksatijnzwam is in het bezit van een kegelvormige hoed die een diameter heeft van bijna twee centimeter. Die glanzende hoed is afgeknot met een licht verlaagd centrum, met rechte rand, niet hygrofaan, niet gestreept, licht grijsachtig-okerkleurig, sterk radiaal fibrilleus. De hoed doet denken aan die van verschillende soorten Inocybe. De lamellen zijn grijs tot lichtroze van kleur, wat mede reden is dat hij in Groot-Brittannië de pinkgill fibrecap ('roze lamel vezelkap') wordt genoemd. De steel van de zinksatijnzwam is 25 tot 50 millimeter lang en is licht verbeed aan de basis. De kleur van deze steel is vaak lichtbruin met een ietwat lichtgrijze tint.

We vinden de zinksatijnzwam in theorie op krijthellingen en in grasland langs rivieren op kleiige bodems die rijk zijn aan zink. Dat kunnen dus bodems zijn die van nature rijk zijn aan zink of bodems die vervuild zijn met zink (of andere zware metalen). In Nederland vinden we hem in het Geuldal, maar er zijn ook enkele vindplaatsen in Brabant en op de oever van de Maas nabij Nijmegen.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Entoloma, is een combinatiewoord uit het Grieks. Daar herkennen we ἐντός (entos) met de betekenis van 'binnen' of 'binnenin' en λῶμα (lóma) 'rand' of 'grens'. Samen verklaart het de ingerolde rand van vele soorten binnen dit geslacht paddenstoelen. Het tweede deel, calaminare, is afgeleid van de historische naam voor zinkerts: calamine. En dat is tegelijkertijd de naamgever van de Belgische plaats La Calamine (Kelmis in het Nederlands), waar in de 19e eeuw een zinkmijn gevestigd was en de bodem nog steeds sterk vervuild is met zink.

Het vlees van de zinksatijnzwam ruikt en smaakt nergens naar. Dat alleen al is een reden om de zinksatijnzwam maar niet te consumeren, maar deze soort overleeft niet alleen op met zink vervuilde bodems. De zinksatijnzwam neemt ook zink, lood en chroom op uit de bodem en zit dus boordevol giftige zware metalen.

Parelhoenchampignon

Voor iemand die zich afvraagt hoe de parelhoenchampignon (Agaricus moelleri) aan zijn naam komt, is het antwoord eenvoudig: de hoed van deze paddenstoel lijkt op het gestippelde verenkleed van de parelhoenders (Numididae).
[Image: Luridiformis]

De parelhoenchampignon komt voor op humusrijke grond in duinstruweel en in loofbossen op humusrijke en voedsel- en kalkrijke grond. De soort gedijt ook goed in rijke alkalische bossen of parken. Vruchtlichamen zijn te vinden in de zomer tot de herfst. Nemen we een kijkje op de kaart dan ontdekken we dat de parelhoenchampignon vooral langs de Noordzeekusten voorkomt met een meest noordelijke verschijning op Texel.

De hoed heeft een diameter van maximaal twaalf centimeter. De vorm is halfbolvormig tot uitgespreid. Het oppervlak is voorzien van grijsbruine schubjes op een wittige ondergrond. Bij kneuzing verkleurt de hoed naar vaalgeel. De lamellen zijn roze tot zwartbruin. De steel heeft een lengte die zo'n beetje gelijk is aan de diameter van de hoed. De doorsnede van die vaalwitte steel is niet meer dan 1.5 centimeter. De steelbasis is knolvormig verdikt. De steel heeft een hangende ring en verkleurt heel gemakkelijk als hij wordt gekneusd. Deze kleur verandert dan in de loop van de tijd in bruin. Het steelvlees kleurt bij kneuzing slechts zwak geel en valt meer op aan de basis.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Agaricus, is tot ons gekomen via het Latijn en daarna uit het Oudgrieks, waar agarikón (ἀγαρικόν) verwees naar Agaria, een land dat behoorde tot Sarmatia, dat ten tijde van het Romeinse Rijk een uitgebreid gebied bestreek van Roemenië tot ver in Zuid-Rusland. Zeg maar die van de Sovjet-Unie afgescheiden delen die al die nieuwe landen zijn geworden. Bossen zat daar, waar vele soorten van dit geslacht veelvuldig konden worden aangetroffen. Het tweede deel, moelleri, eert de Duitse paddenstoelenkenner Alfred Möller (1860-1921). Hij verrichtte baanbrekend onderzoek in Brazilië aan de rol van mieren bij de verspreiding en groei van schimmels.

Het vruchtvlees van de parelhoenchampignon is wit en verandert niet van kleur bij het snijden. De smaak is sterk en de geur onaangenaam. Sommige schrijvers van standaardwerken over paddenstoelen merken op dat het ruikt naar de ouderwetse ziekenhuisgeur (de desinfectans carbol), ouderwetse vulpeninkt, oud zweet of beschimmeld stro.

Deze paddenstoel is giftig door enkele fenolverbindingen en kan bij inname bij sommige mensen extreme maag- en darmproblemen, extreme krampen en koortsige symptomen veroorzaken. Anderen lijken de parelhoenchampignon probleemloos te kunnen consumeren. Wie tot welke categorie behoort weet je pas na het opeten.

Stekelkopamaniet

De stekelkopamaniet (Amanita echinocephala) is een grote paddenstoel met een karakteristieke stekelige of wrattige hoed. De soort leeft op kalkrijke bodems met veelal beukenbomen. Ze zijn ivoorwit van kleur met vaak een ietwat zilveren gloed en vallen dus goed op tussen de gevallen beukenbladeren. De stekelkopamaniet komt vaak alleen of in kleine groepen voor. Hij is zeer tolerant voor droogte. In Nederland is de stekelkopmamaniet vrij zeldzaam, maar lijkt de laatste jaren toch iets in aantal toe te nemen.
De hoed van de stekelkopamaniet kan tot 15 centimeter in diameter zijn. Hij is bedekt met verhoogde piramidale (puntige) wratten, die minder goed gedefinieerd worden en minder frequent voorkomen richting de rand. Dit zijn overblijfselen van de universele sluier die de paddenstoel in zijn vroegste stadium bedekt heeft. De witte tot ivoorkleurige steel is 8 tot 16 centimeter hoog met verschillende ringen van omhoog gekeerde schubben in de richting van de bolvormige basis. Hij is vrij diep geworteld, vaak lateraal onder het oppervlak. De ring is dun en fragiel en kleeft vaak aan de steel. De plaatjes (lamellen) zijn crèmekleurig, maar hebben soms een lichte groene tint.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Amanita, is afkomstig van het Oudgriekse woord amanítēs (ἀμανίτης). Het is een meervoudsvorm en betekent ‘(een soort) paddenstoelen’. Het tweede deel, echinocephala, is een combinatie woord uit het Oudgrieks, waar ekhînos (ἐχῖνος) zowel zeeëgel als egel betekende. Dat is gekoppeld aan kephalḗ (κεφᾰλή), wat 'hoofd' of 'kop' betekende. Samen is dat dus een 'hoed als een egel'.

Het vlees van de stekelkopamaniet is wit en heeft een vage, onaangename geur. Door sommige onverstandige mensen wordt gemeld dat deze soort eetbaar is. Op die mening is nogal wat af te dingen. In de eerste plaats is de soort zeldzaam en beschermd. In de tweede plaats vertoont de stekelkopamaniet nogal wat overeenkomsten met andere supergiftige amanieten. Er zijn overigens ook meldingen dat het eten van de stekelkopamaniet behoorlijk schadelijk is voor je nieren[1].
Een andere, onverwachte eigenschap van de stekelkopamaniet is dat het een hyperaccumulator is van zilver[2]. Deze paddenstoel neemt dus veel (tot 1253 mg/kg-1) zilver (Ag) op uit de bodem. Het innemen van veel zilver is geen goed idee[3].

[1] Kirchmair et al: Amanita poisonings resulting in acute, reversible renal failure: new cases, new toxic Amanita mushrooms in Nephrology Dialysis Transplantation – 2011
[2] Borovička: Hyperaccumulation of silver by Amanita strobiliformis and related species of the section Lepidella in Mycological Research - 2007
[3] Padhye et al: Silver contamination and its toxicity and risk management in terrestrial and aquatic ecosystems in Science of The Total Environment - 2023

Roetschorsschimmel

Roetschorsziekte heeft in Engelstalige landen dezelfde benaming, namelijk Sooty Bark Disease, al kom je daar ook nog wel de verouderde term Wood Pulp Worker's Disease tegen. Het is een besmetting met een schimmel (Cryptostroma corticale) die in Noord-Amerika esdoornsoorten aanvalt. Daaronder de in ons land ook inheemse gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus). Zijn er geen esdoors in de buurt? Geen probleem voor de roetschorsziekte, want die valt dan maar de paardekastanje (Aesculus hippocastanum) aan[1].
De roetschorsschimmel lijkt endemisch te zijn in het gebied van de Grote Meren tussen Canada en de Verenigde Staten, waar het in 1889 voor het eerst werd beschreven. De schimmel heeft zich intussen naar andere Canadese provincies verspreid. De boosdoener werd in 1968 aan de westkust van de Verenigde Staten ontdekt, maar werd pas rond 2020 een echt vervelend ziektebeeld. In Europa werd de roetschorsziekte voor het eerst in 1945 waargenomen, misschien in de Tweede Wereldoorlog meegevoerd door Amerikaans militair materieel. Geen wonder dat Frankrijk op het vasteland van Europa het eerste land was waar de roetschorsziekte zich manifesteerde. In Nederland is de ziekte voor het eerst in 2014 geconstateerd.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Cryptostroma, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks, waar kruptós (κρυπτός) 'verborgen' betekent en strôma (στρῶμα) 'bed'. Samengevat moet je denken aan de zachte, verborgen sporen. Het tweede deel, corticale, is van Latijnse herkomst: cortex is 'bast'.

Ik hoor het je al denken: klimaatverandering zal wel de oorzaak zijn. Deze keer lijk je gelijk te hebben, want een boom moet afwisselende stressoren hebben ondergaan om zodanig te verzwakken dat deze vatbaar wordt voor de schimmel. Denk aan te droog, te veel neerslag, te heet, te sterk zonlicht of (daardoor) onvoordelige bodemomstandigheden. Door diezelfde omstandigheden verspreidt de schimmel zich ook eenvoudiger en sneller. En veroorzaakt daardoor ook in toenemende mate veel meer schade aan bossen. Boseigenaren en wetenschappers hebben nog geen idee wat ze hiertegen moeten doen. Lees hier het praktijkadvies.

De sporen van deze schimmel groeien uitbundig onder de bast van (nog) levende exemplaren en dat van opgeslagen gekapte bomen en takken. De schimmel leidt tot ziekte en uiteindelijk afsterven van de boom, vaak binnen een jaar.
Maar de schimmel is niet alleen schadelijk voor de esdoorn; ook voor de mens is de roetschorsziekte slecht nieuws. De sporen veroorzaken een allergische reactie in de longen. Aan die slopende pneumonitis (ontsteking van de longen) bij mensen is ook nauwelijks een behandeling mogelijk. Daarom wordt aanbevolen om mensen, die in de bossen moeten werken waar het ziektebeeld voorkomt, een mondkapje te laten dragen.

Dus, hardcore antivaxxer, als je iemand in het bos ziet lopen met een mondkapje om, beschimp hem of haar dan niet. Het zou verstandiger zijn om zelf ook tijdelijk een mondkapje te dragen om een potentieel dodelijke longontsteking te voorkomen.

[1] Brenken et al: First report of Cryptostroma corticale in Aesculus hippocastanum causing soory bark disease in Germany in Journal of Plant Diseases and Protection – 2024. Zie hier.

Blauwe schimmel

De blauwe schimmel (Penicillium roqueforti) wordt ingezet bij de productie van een hele reeks beroemde blauwschimmelkazen, waaronder diens naamgever Roquefort. Ook Danish Bleu en Gorgonzola worden op smaak (en kleur) gebracht met deze kenmerkende schimmelsoort. Losgelaten in de vrije natuur staat deze blauwe schimmel bekend als een van de meest voorkomende bederfvormen van kuilvoer. Het is ook een van de vele oorzaken van beschimmeld brood.
De blauwe schimmel is een broertje van de schimmel (Penicillium chrysogenum) die aangewend wordt voor de productie van het antibioticum penicilline. Andere familieleden zijn onmisbaar voor het maken van kazen als Brie en Camembert (Penicillium camemberti en Penicillium candidum). Aan de andere kant heeft Penicillium digitatum het gemunt op citrusvruchten, terwijl Penicillium expansum een pathogeen is van appels en ander fruit. De familie is in staat het potentieel dodelijke patuline te produceren.

Terug naar de blauwe schimmel. Dit is een zogenaamde penseelschimmel. Het thallus bestaat uit flinterdunne schimmeldraden, het mycelium. Thallus is afkomstig uit het Oudgrieks, waar thallos (θαλλος) 'tak met bladeren' heeft betekend. Deze schimmel heeft gewoonlijk een doorsnede van 40 millimeter en de kleur kan variëren van olijfgroen tot diep groen-blauw, al hangt die kleur af van de ondergrond.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Penicillium, is geleend uit het Latijn, waar pēnicillum 'penseel' betekende. Het tweede deel, roqueforti, betekent '(uit) Roquefort, een Zuid-Franse plaats. Nu zijn er nogal wat plaatsen die zich tooien met diezelfde naam en daarom heeft de juiste plaats zich maar Roquefort-sur-Soulzon genoemd. In de omgeving bevinden zich zeven kaasmakerijen. Roquefort zelf betekent natuurlijk 'harde rots'.
Er bestaat behoorlijk wat wetenschappelijk bewijs dat deze blauwe schimmel in staat is om onder de juiste omstandigheden zeer schadelijke secundaire metabolieten (alkaloïden en andere mycotoxinen) aan te maken. Aristolochene is een verbinding die door deze blauwe schimmel wordt aangemaakt en is waarschijnlijk een voorloper van de gifstof die bekend staat als PR-toxine, die in grote hoeveelheden aangemaakt kan worden door deze schimmel. PR-toxine is betrokken bij incidenten van mycotoxicose als gevolg van het eten van besmette granen[1]. PR-toxine is echter niet stabiel in kaas en wordt afgebroken tot het minder giftige PR-imine.

Andere secundaire metabolieten van de blauwe schimmel, aangeduid als andrastine A tot D, worden aangetroffen in blauwschimmelkaas. Deze andrastinen remmen eiwitten die betrokken zijn bij de uitstroom van antikankergeneesmiddelen uit multiresistente kankercellen[2].

De schimmel produceert ook nog eens de neurotoxine roquefortine C[3]. De niveaus van roquefortine C in blauwschimmelkaas zijn echter meestal te laag om toxische effecten te veroorzaken. Let wel: meestal te laag.

[1] Chen et al: Acute toxicity of PR toxin, a mycotoxin from Penicillium roqueforti in Toxicon – 1982.
[2] Nielsen et al: Andrastins A−D, Penicillium roqueforti Metabolites Consistently Produced in Blue-Mold-Ripened Cheese in Agricultural Food Chemistry – 2005.
[3] Finoli et al: Roquefortine C Occurrence in Blue Cheese in Journal of Food Protection – 2001.

Zwarte schimmel

Paddenstoelen, schimmels of zwammen. Het zijn allemaal organismen die fungi zijn. Dus iedere schimmel, hoe klein ook, is eigenlijk een paddenstoel.
Zwarte schimmel (Stachybotrys chartarum) is een groenzwarte tot zwarte schimmel. Deze soort voedt zich met cellulose, het bouwmateriaal van de natuur. Cellulose is een meervoudige suiker en is een hoofdbestanddeel van de celwanden van planten. Nu worden er nogal wat bouwmaterialen van plantaardige herkomst gebruikt bij de bouw en inrichting van ons huis. Denk aan behang, parketvloeren, keukenkastjes of gipskartonplaten. Met wat vocht of damp ontstaan perfecte omstandigheden voor de zwarte schimmel.

De zwarte schimmel is een langzaam groeiende microfungus die sporen (conidiën) aanmaakt op diens slijmerige olijfgroene conidiofoor die zo'n 180 µm lang is. Deze zit aan het uiteinde van een gespecialiseerde schimmeldraad. De sporen worden alleen verspreid als de schimmel ietwat opdroogt en vervolgens beroerd wordt door wind, mens of dier.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Stachybotrys, is een combinatiewoord uit het Oud-Grieks, waar stáchys (στάχυς) 'oor van graan' of 'korenaar' betekende, gekoppeld aan botrus (βότρυς) 'druiventros'. Het beschrijft de vorm van deze schimmelfamilie. Het tweede deel, chartarus, is afkomstig uit het Latijn, waar charta 'papier' betekende.

Nu is het natuurlijk nooit een prettig gezicht als je in je huis een zwarte schimmel aantreft, maar de vraag is natuurlijk: is het alleen onprettig of is de aanwezigheid zelfs gevaarlijk voor je gezondheid?

Er bestaan twee vormen, fysiotypes genaamd, van deze schimmel. De eerste, chemotype A produceert trichothecene mycotoxinen, waaronder satratoxine H. De tweede, chemotype S, produceert de atranonen A tot G[1]. Alle deze stofjes zijn giftig voor mens en dier.

Bij trichothecene mycotoxinen moet je rekening houden met ernstige jeuk en roodheid van de huid, zweren, vervellen van de huid, vervorming van zintuigelijke waarneming, verlies van het vermogen om spierbewegingen te coördineren, misselijkheid, braken en diarree, neus- en keelpijn, afscheiding uit de neus, hoesten, moeite met ademhalen, piepende ademhaling, pijn op de borst en bloed opspugen tijdelijke bloedingsstoornissen en een verhoogde lichaamstemperatuur.

De atranonen veroorzaken necrose en oedeem van de lippen, tong en mondslijmvliezen. Later volgt diarree, leukopenie (een tekort aan witte bloedcellen), trombocytopenie (een tekort aan bloedplaatjes) en coagulopathie ongecontroleerde bloedingen in het lichaam), wat kan resulteren in systemische bloeding, bloedvergiftiging en overlijden.

In India traden er in 2021 wel 12.000 infecties met zwarte schimmel op. Meer dan 300 mensen overleden aan deze infectie. De oorzaak bleek het ongebreideld gebruik van steroïden om een corona-infectie te bestrijden. Dat lukte in veel gevallen, maar door die steroïden kon het afweersysteem van de ex-patiënten zich niet meer verweren tegen de toxines van de zwarte schimmel in de vaak extreem vieze Indiase ziekenhuizen[2].

[1] Hinkley et al: Atranones A–G, from the toxigenic mold Stachybotrys chartarum in Phytochemistry – 2000. Zie hier.
[2] Boretti: Steroids Induced Black Fungus Infection in India During the May 2021 COVID-19 Outbreak in Indian Journal of Otolaryngology and Head & Neck Surgery – 2022. Zie hier.

Blauwwordend kaalkopje

Niet voor niets staat het blauwwordend kaalkopje (Psilocybe cyanescens) in Engelstalige landen ook bekend als de potent Psilocybe, al wordt daar ook wel de minder aansprekende aanduiding wavy cap ('gegolfde hoed') gebruikt.
Het blauwwordend kaalkopje heeft een ietwat verwarrend verspreidingsgebied: Noord-Amerika, West-Europa, Centraal-Europa, Nieuw-Zeeland en delen van het Midden-Oosten. In Nederland is hij (nog) een redelijk zeldzame verschijning.

Blauwwordende kaalkopjes zijn paddenstoelen die leven van de afbraak van dood plantaardig materiaal en een sterke voorkeur hebben voor houtsnippers en houtstrooisel, maar blijkbaar niet voor versnipperde boomschors. Tuinliefhebbers strooien vaak houtsnippers (mulch) rond hun plantjes om onkruid tegen te gaan. Daar houden Blauwwordende kaalkopjes van en het is zelfs de vermoedelijke oorzaak van het feit dat deze soort zich over de hele wereld aan het verspreiden is. Ook naar gebieden waar de paddenstoel eerder nooit voorkwam.

Ze kunnen verschijnen op door de mens verstoorde (ruderale) plaatsen, langs paden en in greppels, niet alleen in bossen, maar ook in parken of tuinen, en op begraafplaatsen. Blauwwordende kaalkopjes kunnen aanwezig zijn in zeer grote aantallen. In Engeland zijn ooit meer dan 100,000 exemplaren aangetroffen op een enkele plaats.

Deze soort heeft een hoed die tot zeven centimeter in diameter kan zijn. De kleur varieert van karamelkleurig tot kastanjebruin als hij vochtig is, maar die kleur vervaagt tijdens het opdrogen naar flets lichtbruin tot licht geel als ze volledig gedroogd zijn. De vorm van de hoed is inderdaad gegolfd. De witte steel kan tot acht centimeter lang worden.

De meeste delen van de paddenstoel, inclusief de hoed en lamellen kunnen blauw verkleuren bij aanraking, waarschijnlijk als gevolg van de oxidatie van de aanwezige fenolbestanddelen.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Psilocybe, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks: psīlós (ψῑλός) is ‘kaal’ en kúbē (κύβη) is ‘hoofd’. Letterlijk betekenen deze twee woorden samen dus ‘kale kop’ en dat beschrijft de algemene vorm van de hoed van het geslacht kaalkopjes. Het tweede deel, cyanescens, is ookal afkomstig uit het Oudgrieks, waar kúanos (κύανος) 'blauw' betekende.
Zo, en nu komen we bij het belangrijkste onderdeel voor psychonauten. Niet voor niets wordt deze paddo ook de 'potente Psylocibe' genoemd, want deze soort bevat verschillende indole alkaloïden, waaronder psilocybine, psilocine en baeocystine. De Europese versie van het blauwwordend kaalkopje bevat tussen de tussen 0.39% en 0.75% aan totaal indoolgehalte, uitgedrukt in droog gewicht. Die verschillen hangen af van de groei- en droogomstandigheden en van het formaat van de paddestoel.

Overigens is wat gebruikers een 'trip' noemen is chemisch en biologisch niet meer dan een tijdelijke vergiftiging van je hersenen. Wees dus voorzichtig, want je kunt je hersenen maar één keer vernielen.